hervinden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hervind | hervond | heb hervonden |
jij, je, u | hervindt | hervond | hebt hervonden |
hij, zij, het | hervindt | hervond | heeft hervonden |
wij | hervinden | hervonden | hebben hervonden |
jullie | hervinden | hervonden | hebben hervonden |
zij, ze | hervinden | hervonden | hebben hervonden |
PresensBeta
Example presens sentences for Hervinden with some of the pronouns.
- Ik hervind mijn vertrouwen in de toekomst.
- Jij hervindt je motivatie om te leren.
- Hij/zij/het hervindt zijn/haar/haar rust na een lange dag.
- Wij hervinden onze balans na een moeilijke periode.
- Jullie hervinden jullie liefde voor elkaar.
- Zij hervinden hun passie voor kunst.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hervinden with some of the pronouns.
- Ik vond mijn inspiratie weer terug en hervond mijn creativiteit.
- Jij vond je weg in de nieuwe stad en hervond je gevoel van thuiszijn.
- Hij/zij/het vond zijn/haar/haar verloren familie terug en hervond geluk.
- Wij vonden onze verloren knuffelbeer en hervonden troost.
- Jullie vonden jullie vergeten afspraak alsnog terug en hervonden opluchting.
- Zij vonden hun verloren herinnering weer terug en hervonden hun verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hervinden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn verloren sleutels hervonden.
- Jij hebt je oude vriendin weer hervonden.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar/haar zelfvertrouwen teruggevonden.
- Wij hebben onze verloren bagage hervonden op het vliegveld.
- Jullie hebben jullie gestolen fietsen weer hervonden.
- Zij hebben hun verloren documenten teruggevonden.