bijeenvoegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | voeg bijeen | voegde bijeen | heb bijeengevoegd |
jij, je, u | voegt bijeen | voegde bijeen | hebt bijeengevoegd |
hij, zij, het | voegt bijeen | voegde bijeen | heeft bijeengevoegd |
wij | voegen bijeen | voegden bijeen | hebben bijeengevoegd |
jullie | voegen bijeen | voegden bijeen | hebben bijeengevoegd |
zij, ze | voegen bijeen | voegden bijeen | hebben bijeengevoegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijeenvoegen with some of the pronouns.
- Ik voeg de documenten bij.
- Jij voegt de ingrediënten bij elkaar.
- Hij/Zij/Het voegt de stukken hout bij in de mand.
- Wij voegen de nieuwe informatie bij het rapport.
- Jullie voegen de foto's bij de brief.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijeenvoegen with some of the pronouns.
- Ik voegde de documenten bij.
- Jij voegde de ingrediënten bij elkaar.
- Hij/Zij/Het voegde de stukken hout bij in de mand.
- Wij voegden de nieuwe informatie bij het rapport.
- Jullie voegden de foto's bij de brief.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijeenvoegen with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten bijeengevoegd.
- Jij hebt de ingrediënten bij elkaar gevoegd.
- Hij/Zij/Het heeft de stukken hout bijeengevoegd in de mand.
- Wij hebben de nieuwe informatie bij het rapport gevoegd.
- Jullie hebben de foto's bij de brief gevoegd.