hongerlijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lijd honger | leed honger | heb hongergeleden |
jij, je, u | lijdt honger | leed honger | hebt hongergeleden |
hij, zij, het | lijdt honger | leed honger | heeft hongergeleden |
wij | lijden honger | leden honger | hebben hongergeleden |
jullie | lijden honger | leden honger | hebben hongergeleden |
zij, ze | lijden honger | leden honger | hebben hongergeleden |
Presens
Example presens sentences for Hongerlijden with some of the pronouns.
- Ik hongerlijd elke dag als ik niet op tijd lunch.
- Jij hongerlijdt vaak wanneer je te lang wacht met eten.
- Hij hongerlijdt omdat hij zijn ontbijt heeft overgeslagen.
- Wij hongerlijden niet meer sinds we regelmatig snacks meenemen.
- Zij hongerlijden tijdens de vastentijd.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Hongerlijden with some of the pronouns.
- Ik leed honger toen ik als student nauwelijks genoeg geld had om fatsoenlijk te eten.
- Jij leed honger tijdens de economische crisis van 2008.
- Hij leed honger toen hij als kind opgroeide in armoede.
- Wij leden honger tijdens de strenge winter van vorig jaar.
- Zij leden honger tijdens de hongerwinter in Nederland.
Perfectum
Example perfectum sentences for Hongerlijden with some of the pronouns.
- Ik heb honger geleden toen ik gestrand was in een afgelegen gebied zonder eten.
- Jij hebt honger geleden tijdens die lange wandeling in de bergen.
- Hij heeft honger geleden tijdens zijn verblijf in het buitenland.
- Wij hebben honger geleden op onze reis door een land met beperkte voedselopties.
- Zij hebben honger geleden tijdens de oorlog.