bestieren

Conjugations List of Bestieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbestierbestierdeheb bestierd
jij, je, ubestiertbestierdehebt bestierd
hij, zij, hetbestiertbestierdeheeft bestierd
wijbestierenbestierdenhebben bestierd
julliebestierenbestierdenhebben bestierd
zij, zebestierenbestierdenhebben bestierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bestieren with some of the pronouns.

  • Ik bestier een succesvol bedrijf.
  • Jij bestiert de financiën van het gezin.
  • Hij bestiert de lokale winkelketen.
  • Zij bestieren samen een boerderij.
  • Wij bestieren een restaurant in het centrum.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bestieren with some of the pronouns.

  • Vroeger bestierde ik een klein familiebedrijf.
  • Jij bestierde de projecten bij het vorige bedrijf.
  • Hij bestierde de afdeling met veel toewijding.
  • Zij bestierden het hotel gedurende verschillende jaren.
  • Wij bestierden vroeger een bakkerij in het dorp.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bestieren with some of the pronouns.

  • Ik heb het bedrijf bestierd sinds vorig jaar.
  • Jij hebt de financiën van het gezin bestierd tijdens de vakantie.
  • Hij heeft de lokale winkelketen bestierd voordat hij met pensioen ging.
  • Zij hebben jarenlang de boerderij bestierd voordat ze besloten te verkopen.
  • Wij hebben het restaurant in het centrum bestierd sinds 2010.