afpersen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pers af | perste af | heb afgeperst |
jij, je, u | perst af | perste af | hebt afgeperst |
hij, zij, het | perst af | perste af | heeft afgeperst |
wij | persen af | persten af | hebben afgeperst |
jullie | persen af | persten af | hebben afgeperst |
zij, ze | persen af | persten af | hebben afgeperst |
PresensBeta
Example presens sentences for Afpersen with some of the pronouns.
- Ik pers af.
- Jij perst af.
- Hij/Zij perst af.
- Wij persen af.
- Jullie persen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afpersen with some of the pronouns.
- Ik perste af.
- Jij perste af.
- Hij/Zij perste af.
- Wij persten af.
- Jullie persten af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afpersen with some of the pronouns.
- Ik heb afgeperst.
- Jij hebt afgeperst.
- Hij/Zij heeft afgeperst.
- Wij hebben afgeperst.
- Jullie hebben afgeperst.