ratelen

Conjugations List of Ratelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikratelrateldeheb gerateld
jij, je, urateltrateldehebt gerateld
hij, zij, hetrateltrateldeheeft gerateld
wijratelenrateldenhebben gerateld
jullieratelenrateldenhebben gerateld
zij, zeratelenrateldenhebben gerateld

Presens
Beta

Example presens sentences for Ratelen with some of the pronouns.

  • Ik ratel elke ochtend op mijn typemachine.
  • Jij ratelt altijd over je werk.
  • Hij ratelt de hele dag door zijn verhalen.
  • Wij ratelen luidruchtig tijdens het spel.
  • Zij ratelen vrolijk in hun babbelbox.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ratelen with some of the pronouns.

  • Vroeger ratelde ik de hele dag door zonder pauze.
  • Toen ik jong was, ratelde ik altijd over mijn dromen.
  • Hij ratelde vurig over politiek tijdens het debat.
  • In mijn jeugd ratelden wij eindeloos over schoolonderwerpen.
  • Zij ratelden gezellig over hun favoriete boeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ratelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gerateld over mijn reisavonturen.
  • Jij bent al vaak genoeg gerateld over die film.
  • Hij heeft al zijn geheimen met mij gedeeld en gerateld.
  • Wij hebben te lang gerateld en nu moeten we haasten.
  • Zij zijn enthousiast blijven ratelen over het concert.