inbuigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | buig in | boog in | heb ingebogen |
jij, je, u | buigt in | boog in | hebt ingebogen |
hij, zij, het | buigt in | boog in | heeft ingebogen |
wij | buigen in | bogen in | hebben ingebogen |
jullie | buigen in | bogen in | hebben ingebogen |
zij, ze | buigen in | bogen in | hebben ingebogen |
Presens
Example presens sentences for Inbuigen with some of the pronouns.
- Ik buig in voor de leraar.
- Jij buigt in voor de regels.
- Hij buigt in onder druk.
- Wij buigen in tijdens de vergadering.
- Zij buigen in om conflicten te vermijden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inbuigen with some of the pronouns.
- Ik boog in voor de leraar.
- Jij boog in voor de regels.
- Hij boog in onder druk.
- Wij bogen in tijdens de vergadering.
- Zij bogen in om conflicten te vermijden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inbuigen with some of the pronouns.
- Ik ben ingebogen voor de leraar.
- Jij bent ingebogen voor de regels.
- Hij is ingebogen onder druk.
- Wij zijn ingebogen tijdens de vergadering.
- Zij zijn ingebogen om conflicten te vermijden.