inweven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weef in | weefde in | heb ingeweven |
jij, je, u | weeft in | weefde in | hebt ingeweven |
hij, zij, het | weeft in | weefde in | heeft ingeweven |
wij | weven in | weefden in | hebben ingeweven |
jullie | weven in | weefden in | hebben ingeweven |
zij, ze | weven in | weefden in | hebben ingeweven |
PresensBeta
Example presens sentences for Inweven with some of the pronouns.
- Ik weef in een nieuw patroon.
- Jij weeft de draden door elkaar.
- Hij of zij weeft met veel precisie.
- Wij weven op de oude weefgetouwen.
- Jullie weven prachtige stoffen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inweven with some of the pronouns.
- Vroeger weefde ik elke dag.
- Toen ik jong was, weefde ik kleding voor mijn poppen.
- Hij of zij weefde altijd tijdens de wintermaanden.
- Wij weefden vroeger met de hand.
- Jullie weefden vaak mooie patronen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inweven with some of the pronouns.
- Ik heb ingeweven op de traditionele manier.
- Jij bent de patronen ingeweven.
- Hij of zij heeft zijden draden ingeweven.
- Wij hebben samen aan het weefwerk gewerkt.
- Jullie zijn al lang bezig geweest met inweven.