katheteriseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | katheteriseer | katheteriseerde | heb gekatheteriseerd |
jij, je, u | katheteriseert | katheteriseerde | hebt gekatheteriseerd |
hij, zij, het | katheteriseert | katheteriseerde | heeft gekatheteriseerd |
wij | katheteriseren | katheteriseerden | hebben gekatheteriseerd |
jullie | katheteriseren | katheteriseerden | hebben gekatheteriseerd |
zij, ze | katheteriseren | katheteriseerden | hebben gekatheteriseerd |
Presens
Example presens sentences for Katheteriseren with some of the pronouns.
- Ik katheteriseer de patiƫnt dagelijks.
- Jij katheteriseert de patiƫnten met zorg.
- Hij katheteriseert de blaas van de patiƫnt.
- Wij katheteriseren regelmatig in deze afdeling.
- Zij katheteriseren de patiƫnt wanneer nodig.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Katheteriseren with some of the pronouns.
- Ik katheteriseerde de patiƫnten toen ik in het ziekenhuis werkte.
- Jij katheteriseerde regelmatig tijdens je stageperiode.
- Hij katheteriseerde de blaas van de patiƫnt met voorzichtigheid.
- Wij katheteriseerden de patiƫnten volgens het protocol.
- Zij katheteriseerden de patiƫnt altijd op deze manier.
Perfectum
Example perfectum sentences for Katheteriseren with some of the pronouns.
- Ik heb de patiƫnt vorige week gekatheteriseerd.
- Jij hebt de katheterisatie al uitgevoerd.
- Hij heeft de blaas van de patiƫnt eerder gekatheteriseerd.
- Wij hebben onlangs een succesvolle katheterisatie gedaan.
- Zij hebben de patiƫnt meerdere keren gekatheteriseerd.