kerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kerk | kerkte | heb gekerkt |
jij, je, u | kerkt | kerkte | hebt gekerkt |
hij, zij, het | kerkt | kerkte | heeft gekerkt |
wij | kerken | kerkten | hebben gekerkt |
jullie | kerken | kerkten | hebben gekerkt |
zij, ze | kerken | kerkten | hebben gekerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Kerken with some of the pronouns.
- Ik kerk regelmatig op zondagochtend.
- Jij kerkt altijd in dezelfde kerk.
- Hij kerkt in een mooie oude kathedraal.
- Wij kerken samen met onze familie.
- Zij kerken graag in kleine dorpskerkjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kerken with some of the pronouns.
- Vroeger kerkte ik elke zondagochtend met mijn ouders.
- Toen ik jong was, kerkte ik in een klein kapelletje in het bos.
- Hij kerkte regelmatig in die kerk tijdens zijn studententijd.
- Wij kerken ieder jaar in dezelfde kerk tijdens de feestdagen.
- Zij kerken graag in kerken met een rijke geschiedenis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kerken with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week gekerkt in een historische kerk.
- Jij bent al meerdere keren naar die kerk gekerkt.
- Hij heeft gisteren gekerkt in de nieuwe moderne kerk.
- Wij hebben vaak in verschillende kerken gekerkt tijdens onze reis.
- Zij zijn net teruggekeerd van een bedevaart en hebben veel gekerkt onderweg.