vastzuigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zuig vast | zoog vast | heb vastgezogen |
jij, je, u | zuigt vast | zoog vast | hebt vastgezogen |
hij, zij, het | zuigt vast | zoog vast | heeft vastgezogen |
wij | zuigen vast | zogen vast | hebben vastgezogen |
jullie | zuigen vast | zogen vast | hebben vastgezogen |
zij, ze | zuigen vast | zogen vast | hebben vastgezogen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vastzuigen with some of the pronouns.
- Ik zuig vast aan de tafel.
- Jij zuigt vast aan de pen.
- Hij/Zij zuigt vast aan de telefoon.
- Wij zuigen vast aan de tradities.
- Jullie zuigen vast aan het verleden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vastzuigen with some of the pronouns.
- Ik zoog vast aan de muur.
- Jij zoog vast aan de ballon.
- Hij/Zij zoog vast aan de knuffel.
- Wij zogen vast aan de speelgoedauto's.
- Jullie zogen vast aan de herinneringen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vastzuigen with some of the pronouns.
- Ik heb vastgezogen aan de deurklink.
- Jij hebt vastgezogen aan de snoepjes.
- Hij/Zij heeft vastgezogen aan de lepel.
- Wij hebben vastgezogen aan de regels.
- Jullie hebben vastgezogen aan de oude gewoontes.