kofferen

Conjugations List of Kofferen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkofferkofferdeheb gekofferd
jij, je, ukoffertkofferdehebt gekofferd
hij, zij, hetkoffertkofferdeheeft gekofferd
wijkofferenkofferdenhebben gekofferd
julliekofferenkofferdenhebben gekofferd
zij, zekofferenkofferdenhebben gekofferd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kofferen with some of the pronouns.

  • Ik koffer elke ochtend naar mijn werk.
  • Jij koffert graag in luxe hotels.
  • Hij koffert regelmatig naar het buitenland voor zaken.
  • Zij kofferen altijd met de trein naar hun vakantiebestemming.
  • Wij kofferen vaak tijdens de feestdagen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kofferen with some of the pronouns.

  • Vroeger kofferde ik altijd met de auto naar mijn werk.
  • Toen ik jonger was, kofferde ik regelmatig naar Duitsland.
  • Hij kofferde lang geleden naar Australië voor een sabbatical.
  • Zij koffeerden elk jaar naar dezelfde camping in Frankrijk.
  • Wij koffeerden vroeger samen met onze vrienden naar festivals.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kofferen with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week naar Parijs gekofferd.
  • Jij bent al meerdere keren naar Spanje gekofferd.
  • Hij heeft gisteren zijn koffers gepakt en naar Londen gekofferd.
  • Zij hebben dit jaar naar drie verschillende landen gekofferd.
  • Wij zijn onlangs naar een tropisch eiland gekofferd.