kokkerellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kokkerel | kokkerelde | heb gekokkereld |
jij, je, u | kokkerelt | kokkerelde | hebt gekokkereld |
hij, zij, het | kokkerelt | kokkerelde | heeft gekokkereld |
wij | kokkerellen | kokkerelden | hebben gekokkereld |
jullie | kokkerellen | kokkerelden | hebben gekokkereld |
zij, ze | kokkerellen | kokkerelden | hebben gekokkereld |
Presens
Example presens sentences for Kokkerellen with some of the pronouns.
- Ik kokkerel graag in mijn vrije tijd.
- Jij kokkelt vaak heerlijke gerechten voor ons.
- Hij/Zij kokkelt met passie en creativiteit.
- Wij kokkerelen samen tijdens kookworkshops.
- Jullie kokkerelen altijd gezonde maaltijden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Kokkerellen with some of the pronouns.
- Ik kokkerelde regelmatig toen ik nog thuis woonde.
- Jij kokkerelde altijd met veel geduld en precisie.
- Hij/Zij kokkerelde vroeger vaak voor familiefeesten.
- Wij kokkerelden gezamenlijk tijdens kookcursussen.
- Jullie kokkerelden graag voor vrienden en buren.
Perfectum
Example perfectum sentences for Kokkerellen with some of the pronouns.
- Ik heb gekokkereld voor het feest gisteravond.
- Jij hebt al vaker gekokkereld met succes.
- Hij/Zij heeft een smaakvol gerecht gekokkereld.
- Wij hebben samen gekokkereld op vakantie.
- Jullie hebben enthousiast gekokkereld voor de buurtbarbecue.