krakelen

Conjugations List of Krakelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrakeelkrakeeldeheb gekrakeeld
jij, je, ukrakeeltkrakeeldehebt gekrakeeld
hij, zij, hetkrakeeltkrakeeldeheeft gekrakeeld
wijkrakelenkrakeeldenhebben gekrakeeld
julliekrakelenkrakeeldenhebben gekrakeeld
zij, zekrakelenkrakeeldenhebben gekrakeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Krakelen with some of the pronouns.

  • Ik krakel vaker tijdens vergaderingen.
  • Jij krakelt altijd over onbelangrijke zaken.
  • Hij/Zij krakelt voortdurend in zijn/haar notities.
  • Wij krakelen soms over politieke kwesties.
  • Jullie krakelen regelmatig over wie de afwas moet doen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krakelen with some of the pronouns.

  • Ik krakelde vaak tijdens vergaderingen.
  • Jij krakelde altijd over onbelangrijke zaken.
  • Hij/Zij krakelde voortdurend in zijn/haar notities.
  • Wij krakelden soms over politieke kwesties.
  • Jullie krakelden regelmatig over wie de afwas moest doen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krakelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekrakeld tijdens de bijeenkomst gisteren.
  • Jij hebt altijd over onbelangrijke zaken gekrakeld.
  • Hij/Zij heeft voortdurend in zijn/haar notities gekrakeld.
  • Wij hebben soms over politieke kwesties gekrakeld.
  • Jullie hebben regelmatig gekrakeld over wie de afwas moest doen.