robberen

Conjugations List of Robberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrobberrobberdeheb gerobberd
jij, je, urobbertrobberdehebt gerobberd
hij, zij, hetrobbertrobberdeheeft gerobberd
wijrobberenrobberdenhebben gerobberd
jullierobberenrobberdenhebben gerobberd
zij, zerobberenrobberdenhebben gerobberd

Presens

Example presens sentences for Robberen with some of the pronouns.

  • Ik robber
  • Jij robber
  • Hij/Zij/Het robbert
  • Wij robberen
  • Jullie robberen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Robberen with some of the pronouns.

  • Ik roofde
  • Jij roofde
  • Hij/Zij/Het roofde
  • Wij roofden
  • Jullie roofden

Perfectum

Example perfectum sentences for Robberen with some of the pronouns.

  • Ik heb geroberd
  • Jij hebt geroberd
  • Hij/Zij/Het heeft geroberd
  • Wij hebben geroberd
  • Jullie hebben geroberd