hergroeperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hergroepeer | hergroepeerde | heb gehergroepeerd |
jij, je, u | hergroepeert | hergroepeerde | hebt gehergroepeerd |
hij, zij, het | hergroepeert | hergroepeerde | heeft gehergroepeerd |
wij | hergroeperen | hergroepeerden | hebben gehergroepeerd |
jullie | hergroeperen | hergroepeerden | hebben gehergroepeerd |
zij, ze | hergroeperen | hergroepeerden | hebben gehergroepeerd |
Presens
Example presens sentences for Hergroeperen with some of the pronouns.
- Ik hergroepeer de gegevens om ze duidelijker te presenteren.
- Jij hergroepeert de elementen volgens de nieuwe criteria.
- Hij/Zij hergroepeert de kinderen op basis van hun niveau.
- Wij hergroeperen de teams voor het nieuwe project.
- Jullie hergroeperen de taken om efficiënter te werken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Hergroeperen with some of the pronouns.
- Ik hergroepeerde de gegevens om ze duidelijker te presenteren.
- Jij hergroepeerde de elementen volgens de oude criteria.
- Hij/Zij hergroepeerde de kinderen op basis van hun vorige prestaties.
- Wij hergroepeerden de teams voor het vorige project.
- Jullie hergroepeerden de taken om efficiënter te werken.
Perfectum
Example perfectum sentences for Hergroeperen with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens hergroepeerd voor de presentatie.
- Jij hebt de elementen hergroepeerd volgens de nieuwe criteria.
- Hij/Zij heeft de kinderen hergroepeerd op basis van hun niveau.
- Wij hebben de teams hergegroepeerd voor het nieuwe project.
- Jullie hebben de taken hergroepeerd om efficiënter te werken.