flatteren

Conjugations List of Flatteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikflatteerflatteerdeheb geflatteerd
jij, je, uflatteertflatteerdehebt geflatteerd
hij, zij, hetflatteertflatteerdeheeft geflatteerd
wijflatterenflatteerdenhebben geflatteerd
jullieflatterenflatteerdenhebben geflatteerd
zij, zeflatterenflatteerdenhebben geflatteerd

Presens

Example presens sentences for Flatteren with some of the pronouns.

  • Ik flatter
  • Jij flattert
  • Hij/Zij/Het flatteert
  • Wij flatteren
  • Jullie flatteren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Flatteren with some of the pronouns.

  • Ik flatteerde
  • Jij flatteerde
  • Hij/Zij/Het flatteerde
  • Wij flatteerden
  • Jullie flatteerden

Perfectum

Example perfectum sentences for Flatteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geflatteerd
  • Jij hebt geflatteerd
  • Hij/Zij/Het heeft geflatteerd
  • Wij hebben geflatteerd
  • Jullie hebben geflatteerd