verhevigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verhevig | verhevigde | heb verhevigd |
jij, je, u | verhevigt | verhevigde | hebt verhevigd |
hij, zij, het | verhevigt | verhevigde | heeft verhevigd |
wij | verhevigen | verhevigden | hebben verhevigd |
jullie | verhevigen | verhevigden | hebben verhevigd |
zij, ze | verhevigen | verhevigden | hebben verhevigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verhevigen with some of the pronouns.
- Ik verhevig
- Jij verhevigt
- Hij/Zij/Het verhevigt
- Wij verhevigen
- Jullie verhevigen
- Zij verhevigen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verhevigen with some of the pronouns.
- Ik verhevigde
- Jij verhevigde
- Hij/Zij/Het verhevigde
- Wij verhevigden
- Jullie verhevigden
- Zij verhevigden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verhevigen with some of the pronouns.
- Ik heb verhevigd
- Jij hebt verhevigd
- Hij/Zij/Het heeft verhevigd
- Wij hebben verhevigd
- Jullie hebben verhevigd
- Zij hebben verhevigd