loswerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | werk los | werkte los | heb losgewerkt |
jij, je, u | werkt los | werkte los | hebt losgewerkt |
hij, zij, het | werkt los | werkte los | heeft losgewerkt |
wij | werken los | werkten los | hebben losgewerkt |
jullie | werken los | werkten los | hebben losgewerkt |
zij, ze | werken los | werkten los | hebben losgewerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Loswerken with some of the pronouns.
- Ik werk los.
- Jij werkt los.
- Hij/Zij werkt los.
- Wij werken los.
- Jullie werken los.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Loswerken with some of the pronouns.
- Ik werkte los.
- Jij werkte los.
- Hij/Zij werkte los.
- Wij werkten los.
- Jullie werkten los.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Loswerken with some of the pronouns.
- Ik heb losgewerkt.
- Jij hebt losgewerkt.
- Hij/Zij heeft losgewerkt.
- Wij hebben losgewerkt.
- Jullie hebben losgewerkt.