presumeren

Conjugations List of Presumeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpresumeerpresumeerdeheb gepresumeerd
jij, je, upresumeertpresumeerdehebt gepresumeerd
hij, zij, hetpresumeertpresumeerdeheeft gepresumeerd
wijpresumerenpresumeerdenhebben gepresumeerd
julliepresumerenpresumeerdenhebben gepresumeerd
zij, zepresumerenpresumeerdenhebben gepresumeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Presumeren with some of the pronouns.

  • Ik presumeer dat hij gelijk heeft.
  • Jij presenteert je argumenten goed.
  • Hij presument de uitkomst van het onderzoek.
  • Wij presumeren dat het een succesvolle samenwerking zal zijn.
  • Zij presumptie de waarheid van zijn beweringen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Presumeren with some of the pronouns.

  • Ik presumeerde altijd dat hij eerlijk was.
  • Jij presumente de consequenties niet volledig.
  • Hij presumente vroeger veel te snel.
  • Wij presumpten dat het een tijdelijke oplossing zou zijn.
  • Zij presumpten dat het project zou mislukken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Presumeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepresumeerd dat zij de leiding zou nemen.
  • Jij hebt je mening vooraf gepresument.
  • Hij heeft het resultaat van de wedstrijd verkeerd gepresumeerd.
  • Wij hebben hun intenties verkeerd gepresument.
  • Zij hebben de situatie juist gepresumeerd.