leegscheppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schep leeg | schepte leeg | heb leeggeschept |
jij, je, u | schept leeg | schepte leeg | hebt leeggeschept |
hij, zij, het | schept leeg | schepte leeg | heeft leeggeschept |
wij | scheppen leeg | schepten leeg | hebben leeggeschept |
jullie | scheppen leeg | schepten leeg | hebben leeggeschept |
zij, ze | scheppen leeg | schepten leeg | hebben leeggeschept |
Presens
Example presens sentences for Leegscheppen with some of the pronouns.
- Ik schepp leeg.
- Jij schept leeg.
- Hij/Zij het schept leeg.
- Wij schappen leeg.
- Jullie schappen leeg.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Leegscheppen with some of the pronouns.
- Ik schepte leeg.
- Jij schepte leeg.
- Hij/Zij schepte leeg.
- Wij schepten leeg.
- Jullie schepten leeg.
Perfectum
Example perfectum sentences for Leegscheppen with some of the pronouns.
- Ik heb leeggeschept.
- Jij hebt leeggeschept.
- Hij/Zij heeft leeggeschept.
- Wij hebben leeggeschept.
- Jullie hebben leeggeschept.