peddelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | peddel | peddelde | heb gepeddeld |
jij, je, u | peddelt | peddelde | hebt gepeddeld |
hij, zij, het | peddelt | peddelde | heeft gepeddeld |
wij | peddelen | peddelden | hebben gepeddeld |
jullie | peddelen | peddelden | hebben gepeddeld |
zij, ze | peddelen | peddelden | hebben gepeddeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Peddelen with some of the pronouns.
- Ik peddel
- Jij peddelt
- Hij/Zij peddelt
- Wij peddelen
- Jullie peddelen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Peddelen with some of the pronouns.
- Ik peddelde
- Jij peddelde
- Hij/Zij peddelde
- Wij peddelden
- Jullie peddelden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Peddelen with some of the pronouns.
- Ik heb gepeddeld
- Jij hebt gepeddeld
- Hij/Zij heeft gepeddeld
- Wij hebben gepeddeld
- Jullie hebben gepeddeld