lumbecken

Conjugations List of Lumbecken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklumbecklumbeckteheb gelumbeckt
jij, je, ulumbecktlumbecktehebt gelumbeckt
hij, zij, hetlumbecktlumbeckteheeft gelumbeckt
wijlumbeckenlumbecktenhebben gelumbeckt
jullielumbeckenlumbecktenhebben gelumbeckt
zij, zelumbeckenlumbecktenhebben gelumbeckt

Presens
Beta

Example presens sentences for Lumbecken with some of the pronouns.

  • Ik lumbeck nu.
  • Jij lumbekt elke dag.
  • Hij/Zij lumbeckt graag in de tuin.
  • Wij lumbecken samen op het strand.
  • Zij lumbecken altijd tijdens de vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lumbecken with some of the pronouns.

  • Vroeger lumbeckte ik elke dag.
  • Jij lumbeckte regelmatig in die tijd.
  • Hij/Zij lumbeckte graag met vrienden.
  • Wij lumbeckten altijd op dezelfde plek.
  • Zij lumbeckten vroeger veel tijdens de zomervakanties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lumbecken with some of the pronouns.

  • Ik heb gelumbeckt gisteren.
  • Jij bent al eerder gelumbeckt.
  • Hij/Zij is vaak naar het strand gelumbeckt.
  • Wij hebben samen veel gelumbeckt.
  • Zij zijn vorige zomer veel gelumbeckt.