uitlangen

Conjugations List of Uitlangen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklang uitlangde uitheb uitgelangd
jij, je, ulangt uitlangde uithebt uitgelangd
hij, zij, hetlangt uitlangde uitheeft uitgelangd
wijlangen uitlangden uithebben uitgelangd
jullielangen uitlangden uithebben uitgelangd
zij, zelangen uitlangden uithebben uitgelangd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitlangen with some of the pronouns.

  • Ik lang uit na een lange dag werken.
  • Jij langt uit in de zon op het strand.
  • Hij/zij/het langt uit op de bank met een goed boek.
  • Wij langen uit tijdens de vakantie.
  • Jullie langen uit in de tuin met vrienden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitlangen with some of the pronouns.

  • Ik hing uit toen de zon scheen.
  • Jij hing uit terwijl ik aan het koken was.
  • Hij/zij/het hing uit toen de buren op vakantie waren.
  • Wij hingen uit in de speeltuin vroeger.
  • Jullie hingen uit op het pleintje in de buurt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitlangen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgehangen op het feest gisteravond.
  • Jij hebt uitgehangen tijdens je reis naar ItaliĆ«.
  • Hij/zij/het heeft uitgehangen op het concert.
  • Wij hebben uitgehangen op het terras.
  • Jullie hebben uitgehangen op het festival.