liefkozen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | liefkoos | liefkoosde | heb geliefkoosd |
jij, je, u | liefkoost | liefkoosde | hebt geliefkoosd |
hij, zij, het | liefkoost | liefkoosde | heeft geliefkoosd |
wij | liefkozen | liefkoosden | hebben geliefkoosd |
jullie | liefkozen | liefkoosden | hebben geliefkoosd |
zij, ze | liefkozen | liefkoosden | hebben geliefkoosd |
PresensBeta
Example presens sentences for Liefkozen with some of the pronouns.
- Ik liefkoos mijn kat elke avond.
- Jij liefkoost je partner met een zachte kus.
- Hij/Zij/Het liefkoost de hond door hem te aaien.
- Wij liefkozen de baby voor het slapengaan.
- Jullie liefkozen elkaar met lieve woorden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Liefkozen with some of the pronouns.
- Ik liefkoosde mijn konijn toen ik klein was.
- Jij liefkoosde je knuffelbeer voor het slapengaan.
- Hij/Zij/Het liefkoosde de vogel in de tuin.
- Wij liefkoosden de kittens met veel plezier.
- Jullie liefkoosden elkaar tijdens jullie eerste date.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Liefkozen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn kind liefgekoosd voordat ik naar bed ging.
- Jij hebt je geliefde liefgekoosd op jullie jubileum.
- Hij/Zij/Het heeft de puppy liefgekoosd toen hij hem kreeg.
- Wij hebben elkaar liefgekoosd tijdens onze huwelijksreis.
- Jullie hebben je vriendin liefgekoosd met een verrassingsfeestje.