lijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lijn | lijnde | heb gelijnd |
jij, je, u | lijnt | lijnde | hebt gelijnd |
hij, zij, het | lijnt | lijnde | heeft gelijnd |
wij | lijnen | lijnden | hebben gelijnd |
jullie | lijnen | lijnden | hebben gelijnd |
zij, ze | lijnen | lijnden | hebben gelijnd |
PresensBeta
Example presens sentences for Lijnen with some of the pronouns.
- Ik lijn elke dag mijn boekenkast op.
- Jij lijnt je schoenen voordat je naar buiten gaat.
- Hij/zij/het lijnt de muur met precisie.
- Wij lijnen onze tuin op voor het tuinfeest.
- Zij lijnen hun kledingkast op om ruimte te besparen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lijnen with some of the pronouns.
- Vroeger leidde ik altijd mijn boekenkast op.
- Jij leidde je schoenen op voordat je naar buiten ging.
- Hij/zij/het leidde de muur op met precisie.
- Wij leidden onze tuin op voor het tuinfeest.
- Zij leidden hun kledingkast op om ruimte te besparen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lijnen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn boekenkast opgelijnd.
- Jij hebt je schoenen opgelijnd voordat je naar buiten ging.
- Hij/zij/het heeft de muur opgelijnd met precisie.
- Wij hebben onze tuin opgelijnd voor het tuinfeest.
- Zij hebben hun kledingkast opgelijnd om ruimte te besparen.