mainteneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mainteneer | mainteneerde | heb gemainteneerd |
jij, je, u | mainteneert | mainteneerde | hebt gemainteneerd |
hij, zij, het | mainteneert | mainteneerde | heeft gemainteneerd |
wij | mainteneren | mainteneerden | hebben gemainteneerd |
jullie | mainteneren | mainteneerden | hebben gemainteneerd |
zij, ze | mainteneren | mainteneerden | hebben gemainteneerd |
Presens
Example presens sentences for Mainteneren with some of the pronouns.
- Ik mainteneer mijn tuin regelmatig.
- Jij mainteneert je auto goed.
- Hij/zij/het mainteneert de orde in de klas.
- Wij mainteneren onze gezondheid door regelmatig te sporten.
- Jullie mainteneren de kwaliteit van het product.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Mainteneren with some of the pronouns.
- Ik mainteneerde mijn tuin regelmatig.
- Jij mainteneerde je auto goed.
- Hij/zij/het mainteneerde de orde in de klas.
- Wij mainteneerden onze gezondheid door regelmatig te sporten.
- Jullie mainteneerden de kwaliteit van het product.
Perfectum
Example perfectum sentences for Mainteneren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn tuin regelmatig gemainteneerd.
- Jij hebt je auto goed gemainteneerd.
- Hij/zij/het heeft de orde in de klas gemainteneerd.
- Wij hebben onze gezondheid onderhouden door regelmatig te sporten.
- Jullie hebben de kwaliteit van het product onderhouden.