meeklinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klink mee | klonk mee | heb meegeklonken |
jij, je, u | klinkt mee | klonk mee | hebt meegeklonken |
hij, zij, het | klinkt mee | klonk mee | heeft meegeklonken |
wij | klinken mee | klonken mee | hebben meegeklonken |
jullie | klinken mee | klonken mee | hebben meegeklonken |
zij, ze | klinken mee | klonken mee | hebben meegeklonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Meeklinken with some of the pronouns.
- Ik klink mee met het koor tijdens de uitvoering.
- Jij klinkt altijd zo vrolijk als je meezingt.
- Hij/zij klinkt mooi wanneer hij/zij meezingt.
- Wij klinken samen als een harmonieus duo.
- Jullie klinken goed als jullie samen meezingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meeklinken with some of the pronouns.
- Ik klonk altijd mee met het koor tijdens de uitvoering.
- Jij klonk altijd zo vrolijk als je meezong.
- Hij/zij klonk mooi toen hij/zij meezong.
- Wij klonken samen als een harmonieus duo.
- Jullie klonken goed toen jullie samen meezongen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meeklinken with some of the pronouns.
- Ik heb meegelinkt met het koor tijdens de uitvoering.
- Jij bent altijd zo vrolijk geweest als je meezong.
- Hij/zij heeft mooi geklonken toen hij/zij meezong.
- Wij hebben samen geklonken als een harmonieus duo.
- Jullie hebben goed geklonken toen jullie samen meezongen.