nabespreken

Conjugations List of Nabespreken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbespreek nabesprak naheb nabesproken
jij, je, ubespreekt nabesprak nahebt nabesproken
hij, zij, hetbespreekt nabesprak naheeft nabesproken
wijbespreken nabespraken nahebben nabesproken
julliebespreken nabespraken nahebben nabesproken
zij, zebespreken nabespraken nahebben nabesproken