nabootsen

Conjugations List of Nabootsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboots nabootste naheb nagebootst
jij, je, ubootst nabootste nahebt nagebootst
hij, zij, hetbootst nabootste naheeft nagebootst
wijbootsen nabootsten nahebben nagebootst
julliebootsen nabootsten nahebben nagebootst
zij, zebootsen nabootsten nahebben nagebootst

Presens
Beta

Example presens sentences for Nabootsen with some of the pronouns.

  • Ik bootst na voor de spiegel.
  • Jij bootst het geluid van een vogel na.
  • Hij/Zij/Het bootst de bewegingen van een aap na.
  • Wij bootsen een storm na op toneel.
  • Jullie bootsten de stemmen van bekende personen na.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Nabootsen with some of the pronouns.

  • Ik bootste vroeger altijd de geluiden van dieren na.
  • Jij bootste als kind je favoriete superheld na.
  • Hij/Zij/Het bootste de stem van een bekend karakter na.
  • Wij bootsten de scènes uit een film na tijdens het spelen.
  • Jullie bootsten de moves van een popster na op de dansvloer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Nabootsen with some of the pronouns.

  • Ik heb het geluid van een sirene nagebootst.
  • Jij hebt de dansmoves van Michael Jackson nagebootst.
  • Hij/Zij/Het heeft de stem van een beroemd persoon nagebootst.
  • Wij hebben een politieachtervolging nagebootst op het podium.
  • Jullie hebben mijn handtekening perfect nagebootst.