aflakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lak af | lakte af | heb afgelakt |
jij, je, u | lakt af | lakte af | hebt afgelakt |
hij, zij, het | lakt af | lakte af | heeft afgelakt |
wij | lakken af | lakten af | hebben afgelakt |
jullie | lakken af | lakten af | hebben afgelakt |
zij, ze | lakken af | lakten af | hebben afgelakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aflakken with some of the pronouns.
- Ik lak de kast af.
- Jij lakt de kast af.
- Hij/Zij/Het lakt de kast af.
- Wij lakken de kast af.
- Jullie lakken de kast af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aflakken with some of the pronouns.
- Ik lakte de kast af.
- Jij lakte de kast af.
- Hij/Zij/Het lakte de kast af.
- Wij lakten de kast af.
- Jullie lakten de kast af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aflakken with some of the pronouns.
- Ik heb de kast afgelakt.
- Jij hebt de kast afgelakt.
- Hij/Zij/Het heeft de kast afgelakt.
- Wij hebben de kast afgelakt.
- Jullie hebben de kast afgelakt.