omklappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klap om | klapte om | heb omgeklapt |
jij, je, u | klapt om | klapte om | hebt omgeklapt |
hij, zij, het | klapt om | klapte om | heeft omgeklapt |
wij | klappen om | klapten om | hebben omgeklapt |
jullie | klappen om | klapten om | hebben omgeklapt |
zij, ze | klappen om | klapten om | hebben omgeklapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Omklappen with some of the pronouns.
- Ik klap de pagina's van het boek om.
- Jij klapt je paraplu om als het stopt met regenen.
- Hij/zij klapt de handdoek om zijn/haar middel.
- Wij klappen de tafel om voor extra ruimte.
- Jullie klappen de stoelen om na de vergadering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omklappen with some of the pronouns.
- Ik klapte de pagina's van het boek om toen ik thuiskwam.
- Jij klapte je paraplu om terwijl het nog regende.
- Hij/zij klapte de handdoek om en liep naar de douche.
- Wij klapten de tafel om toen er gasten kwamen.
- Jullie klapten de stoelen om voordat de film begon.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omklappen with some of the pronouns.
- Ik heb de pagina's van het boek omgeklapt.
- Jij hebt je paraplu omgeklapt zodra het stopte met regenen.
- Hij/zij heeft de handdoek omgeklapt om zich af te drogen.
- Wij hebben de tafel omgeklapt om meer ruimte te creëren.
- Jullie hebben de stoelen omgeklapt na de vergadering.