herscheppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herschep | herschiep | heb herschapen |
jij, je, u | herschept | herschiep | hebt herschapen |
hij, zij, het | herschept | herschiep | heeft herschapen |
wij | herscheppen | herschiepen | hebben herschapen |
jullie | herscheppen | herschiepen | hebben herschapen |
zij, ze | herscheppen | herschiepen | hebben herschapen |
Presens
Example presens sentences for Herscheppen with some of the pronouns.
- Ik herschep de wereld met mijn kunst.
- Jij herschept je leven na die ervaring.
- Hij/zij/het herschept de oude tradities.
- Wij herscheppen de stijl van de jaren '80.
- Zij herscheppen de natuur in hun tuin.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Herscheppen with some of the pronouns.
- Ik herschiep de wereld met mijn kunst.
- Jij herschiep je leven na die ervaring.
- Hij/zij/het herschiep de oude tradities.
- Wij herschiepen de stijl van de jaren '80.
- Zij herschiepen de natuur in hun tuin.
Perfectum
Example perfectum sentences for Herscheppen with some of the pronouns.
- Ik heb de wereld herschapen met mijn kunst.
- Jij hebt je leven herschapen na die ervaring.
- Hij/zij/het heeft de oude tradities herschapen.
- Wij hebben de stijl van de jaren '80 herschapen.
- Zij hebben de natuur in hun tuin herschapen.