omspannen

Conjugations List of Omspannen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomspanomspandeheb omspannen
jij, je, uomspantomspandehebt omspannen
hij, zij, hetomspantomspandeheeft omspannen
wijomspannenomspandenhebben omspannen
jullieomspannenomspandenhebben omspannen
zij, zeomspannenomspandenhebben omspannen

Presens
Beta

Example presens sentences for Omspannen with some of the pronouns.

  • Ik omspant de boog om het doelwit te raken.
  • Jij spant de kabels over de rivier.
  • Hij spant zijn spieren voordat hij begint met tillen.
  • Zij omspannen de brug met lichten tijdens de feestdagen.
  • Wij spannen samen om dit probleem op te lossen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omspannen with some of the pronouns.

  • Ik spande de boog om het doelwit te raken.
  • Jij spande de kabels over de rivier.
  • Hij spande zijn spieren voordat hij begon met tillen.
  • Zij spanden de brug met lichten tijdens de feestdagen.
  • Wij spanden samen om dit probleem op te lossen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omspannen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boog omgespannen en het doel geraakt.
  • Jij hebt de kabels over de rivier gespannen.
  • Hij heeft zijn spieren gespannen voordat hij begon met tillen.
  • Zij hebben de brug met lichten omgespannen tijdens de feestdagen.
  • Wij hebben samengespannen om dit probleem op te lossen.