ontbossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontbos | ontboste | heb ontbost |
jij, je, u | ontbost | ontboste | hebt ontbost |
hij, zij, het | ontbost | ontboste | heeft ontbost |
wij | ontbossen | ontbosten | hebben ontbost |
jullie | ontbossen | ontbosten | hebben ontbost |
zij, ze | ontbossen | ontbosten | hebben ontbost |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontbossen with some of the pronouns.
- Ik ontbos elke week in mijn vrije tijd.
- Jij ontbost de bossen om ruimte te maken voor landbouw.
- Hij ontbosst het regenwoud voor commerciële doeleinden.
- Wij ontbossen een gebied vanwege stedelijke ontwikkeling.
- Zij ontbossen snel en vernietigen zo belangrijke habitats.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontbossen with some of the pronouns.
- Vroeger ontbosten mensen vaak zonder rekening te houden met het milieu.
- Toen ik jong was, ontbosten wij regelmatig onze achtertuin.
- Hij ontboste altijd grote gebieden voor zijn houtkapbedrijf.
- Wij ontbosten vroeger veel bossen om ruimte te maken voor landbouwgrond.
- Zij ontbosten gedurende vele jaren het omliggende platteland.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontbossen with some of the pronouns.
- Ik heb vorige maand een groot stuk land ontbost.
- Jij hebt al veel bomen ontbost sinds je hier bent gekomen.
- Hij heeft in zijn carrière duizenden hectares ontbost.
- Wij hebben samen het bos naast ons huis ontbost.
- Zij hebben de afgelopen jaren een hele regio ontbost.