ontgelden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontgeld | ontgold | heb ontgolden |
jij, je, u | ontgeldt | ontgold | hebt ontgolden |
hij, zij, het | ontgeldt | ontgold | heeft ontgolden |
wij | ontgelden | ontgolden | hebben ontgolden |
jullie | ontgelden | ontgolden | hebben ontgolden |
zij, ze | ontgelden | ontgolden | hebben ontgolden |
Presens
Example presens sentences for Ontgelden with some of the pronouns.
- Hij ontgeldt de gevolgen van zijn daden.
- Zij ontgelden de kritiek van hun collega's.
- Het ontgeldt meestal de zwaksten in de samenleving.
- We ontgelden de prijs van onze keuzes.
- Jullie ontgelden de gevolgen van jullie acties.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ontgelden with some of the pronouns.
- Hij ontgeldde de gevolgen van zijn daden.
- Zij ontgeldden de kritiek van hun collega's.
- Het ontgeldde meestal de zwaksten in de samenleving.
- We ontgelden de prijs van onze keuzes.
- Jullie ontgelden de gevolgen van jullie acties.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ontgelden with some of the pronouns.
- Hij heeft de gevolgen van zijn daden ontgeld.
- Zij hebben de kritiek van hun collega's ontgeld.
- Het heeft meestal de zwaksten in de samenleving ontgeld.
- We hebben de prijs van onze keuzes ontgeld.
- Jullie hebben de gevolgen van jullie acties ontgeld.