ontzeilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontzeil | ontzeilde | ben ontzeild |
jij, je, u | ontzeilt | ontzeilde | bent ontzeild |
hij, zij, het | ontzeilt | ontzeilde | is ontzeild |
wij | ontzeilen | ontzeilden | zijn ontzeild |
jullie | ontzeilen | ontzeilden | zijn ontzeild |
zij, ze | ontzeilen | ontzeilden | zijn ontzeild |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontzeilen with some of the pronouns.
- Ik ontzeil de verantwoordelijkheid.
- Jij ontzeilt de discussie.
- Hij ontzeilt de vraag.
- Wij ontzeilen de confrontatie.
- Zij ontzeilen de regels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontzeilen with some of the pronouns.
- Ik ontzeilde de verantwoordelijkheid.
- Jij ontzeilde de discussie.
- Hij ontzeilde de vraag.
- Wij ontzeilden de confrontatie.
- Zij ontzeilden de regels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontzeilen with some of the pronouns.
- Ik heb de verantwoordelijkheid ontzeild.
- Jij hebt de discussie ontzeild.
- Hij heeft de vraag ontzeild.
- Wij hebben de confrontatie ontzeild.
- Zij hebben de regels ontzeild.