opwellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wel op | welde op | heb opgeweld |
jij, je, u | welt op | welde op | hebt opgeweld |
hij, zij, het | welt op | welde op | heeft opgeweld |
wij | wellen op | welden op | hebben opgeweld |
jullie | wellen op | welden op | hebben opgeweld |
zij, ze | wellen op | welden op | hebben opgeweld |
Presens
Example presens sentences for Opwellen with some of the pronouns.
- Het water welt op uit de bron.
- Ik wel op van blijdschap.
- De emoties wellen op in mij.
- Jij welt op als een vulkaan.
- De spanning welt op voor de wedstrijd.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Opwellen with some of the pronouns.
- Het water welde op uit de bron.
- Ik welde op van blijdschap.
- De emoties welden op in mij.
- Jij welde op als een vulkaan.
- De spanning welde op voor de wedstrijd.
Perfectum
Example perfectum sentences for Opwellen with some of the pronouns.
- Het water is opgeweld uit de bron.
- Ik ben opgeweld van blijdschap.
- De emoties zijn opgeweld in mij.
- Jij bent opgeweld als een vulkaan.
- De spanning is opgeweld voor de wedstrijd.