overkappen

Conjugations List of Overkappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverkapoverkapteheb overkapt
jij, je, uoverkaptoverkaptehebt overkapt
hij, zij, hetoverkaptoverkapteheeft overkapt
wijoverkappenoverkaptenhebben overkapt
jullieoverkappenoverkaptenhebben overkapt
zij, zeoverkappenoverkaptenhebben overkapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Overkappen with some of the pronouns.

  • Ik klap het dak over.
  • Jij kapt het dak over.
  • Hij/Zij kapt het dak over.
  • Wij kappen het dak over.
  • Zij kappen het dak over.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overkappen with some of the pronouns.

  • Ik kopte het dak over.
  • Jij kopte het dak over.
  • Hij/Zij kopte het dak over.
  • Wij koppen het dak over.
  • Zij koppen het dak over.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overkappen with some of the pronouns.

  • Ik heb het dak overgekapt.
  • Jij hebt het dak overgekapt.
  • Hij/Zij heeft het dak overgekapt.
  • Wij hebben het dak overgekapt.
  • Zij hebben het dak overgekapt.