kloeten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kloet | kloette | heb gekloet |
jij, je, u | kloet | kloette | hebt gekloet |
hij, zij, het | kloet | kloette | heeft gekloet |
wij | kloeten | kloetten | hebben gekloet |
jullie | kloeten | kloetten | hebben gekloet |
zij, ze | kloeten | kloetten | hebben gekloet |
PresensBeta
Example presens sentences for Kloeten with some of the pronouns.
- Ik kloot vandaag met de computer.
- Jij kloot altijd met je telefoon tijdens de les.
- Hij kloot graag met zijn vrienden in het park.
- Wij kloten regelmatig met de hond in de tuin.
- Zij kloten vaak met hun broertje als ze thuis zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kloeten with some of the pronouns.
- Vroeger klootte ik veel met mijn speelgoed als kind.
- Toen ik jonger was, klootte jij altijd met de afstandsbediening.
- Hij klootte regelmatig met zijn oudere broer toen ze klein waren.
- In mijn tienerjaren klootten wij vaak met onze klasgenoten.
- Als student klootten zij soms met de studiematerialen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kloeten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gekloot met de instellingen van mijn laptop.
- Jij hebt al eerder gekloot met die moeilijke opdracht.
- Hij heeft in het verleden flink gekloot met zijn financiƫn.
- Wij hebben vorige week samen gekloot aan het project.
- Zij hebben meerdere keren gekloot met de planning van het evenement.