panlikken

Conjugations List of Panlikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpanlikpanlikteheb gepanlikt
jij, je, upanliktpanliktehebt gepanlikt
hij, zij, hetpanliktpanlikteheeft gepanlikt
wijpanlikkenpanliktenhebben gepanlikt
julliepanlikkenpanliktenhebben gepanlikt
zij, zepanlikkenpanliktenhebben gepanlikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Panlikken with some of the pronouns.

  • Ik lik pannekoeken.
  • Jij likt pannenkoeken.
  • Hij/Zij likt pannenkoeken.
  • Wij likken pannenkoeken.
  • Jullie likken pannenkoeken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Panlikken with some of the pronouns.

  • Ik likte pannenkoeken.
  • Jij likte pannenkoeken.
  • Hij/Zij likte pannenkoeken.
  • Wij likten pannenkoeken.
  • Jullie likten pannenkoeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Panlikken with some of the pronouns.

  • Ik heb pannenkoeken gelikt.
  • Jij hebt pannenkoeken gelikt.
  • Hij/Zij heeft pannenkoeken gelikt.
  • Wij hebben pannenkoeken gelikt.
  • Jullie hebben pannenkoeken gelikt.