pelgrimeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pelgrimeer | pelgrimeerde | heb gepelgrimeerd |
jij, je, u | pelgrimeert | pelgrimeerde | hebt gepelgrimeerd |
hij, zij, het | pelgrimeert | pelgrimeerde | heeft gepelgrimeerd |
wij | pelgrimeren | pelgrimeerden | hebben gepelgrimeerd |
jullie | pelgrimeren | pelgrimeerden | hebben gepelgrimeerd |
zij, ze | pelgrimeren | pelgrimeerden | hebben gepelgrimeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pelgrimeren with some of the pronouns.
- Ik pelgrimeer naar Santiago de Compostela.
- Jij pelgrimeert naar Lourdes.
- Hij/Zij pelgrimeert naar Mekka.
- Wij pelgrimeren naar het Heilige Land.
- Zij pelgrimeren naar Varanasi.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pelgrimeren with some of the pronouns.
- Vroeger pelgrimeerde ik naar Kevelaer.
- Toen was jij naar Fátima gepelgrimeerd.
- Hij/Zij pelgrimeerde regelmatig naar Einsiedeln.
- Wij pelgrimeerden vaak naar Trondheim.
- Zij pelgrimeerden jaarlijks naar Mount Athos.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pelgrimeren with some of the pronouns.
- Ik ben naar Rome gepelgrimeerd.
- Jij bent naar Fatima gepelgrimeerd.
- Hij/Zij is naar Jeruzalem gepelgrimeerd.
- Wij zijn naar Shikoku Island gepelgrimeerd.
- Zij zijn naar Mount Kailash gepelgrimeerd.