penselen

Conjugations List of Penselen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpenseelpenseeldeheb gepenseeld
jij, je, upenseeltpenseeldehebt gepenseeld
hij, zij, hetpenseeltpenseeldeheeft gepenseeld
wijpenselenpenseeldenhebben gepenseeld
julliepenselenpenseeldenhebben gepenseeld
zij, zepenselenpenseeldenhebben gepenseeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Penselen with some of the pronouns.

  • Ik penseel een landschap.
  • Jij penseelt een bloem.
  • Hij/Zij penseelt een portret.
  • Wij penselen abstracte kunstwerken.
  • Zij penselen realistische scènes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Penselen with some of the pronouns.

  • Vroeger penseelde ik landschappen.
  • Vroeger penseelde jij bloemen.
  • Vroeger penseelde hij/zij portretten.
  • Vroeger penselden wij abstracte kunstwerken.
  • Vroeger penselden zij realistische scènes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Penselen with some of the pronouns.

  • Ik heb een landschap gepenseeld.
  • Jij hebt een bloem gepenseeld.
  • Hij/Zij heeft een portret gepenseeld.
  • Wij hebben abstracte kunstwerken gepenseeld.
  • Zij hebben realistische scènes gepenseeld.