verwurgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwurg | verwurgde | heb verwurgd |
jij, je, u | verwurgt | verwurgde | hebt verwurgd |
hij, zij, het | verwurgt | verwurgde | heeft verwurgd |
wij | verwurgen | verwurgden | hebben verwurgd |
jullie | verwurgen | verwurgden | hebben verwurgd |
zij, ze | verwurgen | verwurgden | hebben verwurgd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwurgen with some of the pronouns.
- Ik verwurg de slangen in de jungle.
- Jij verwurgt de vijand met je kracht.
- Hij verwurgt de stress met yoga oefeningen.
- Wij verwurgen het probleem door samen te werken.
- Zij verwurgen de concurrentie met innovatieve ideeën.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwurgen with some of the pronouns.
- Ik verwurgde de slangen in de jungle.
- Jij verwurgde de vijand met je kracht.
- Hij verwurgde de stress met yoga oefeningen.
- Wij verwurgden het probleem door samen te werken.
- Zij verwurgden de concurrentie met innovatieve ideeën.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwurgen with some of the pronouns.
- Ik heb de slang in de jungle verwurgd.
- Jij hebt de vijand met je kracht verwurgd.
- Hij heeft de stress met yoga oefeningen verwurgd.
- Wij hebben het probleem verwurgd door samen te werken.
- Zij hebben de concurrentie met innovatieve ideeën verwurgd.