meeverzekeren

Conjugations List of Meeverzekeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverzeker meeverzekerde meeheb meeverzekerd
jij, je, uverzekert meeverzekerde meehebt meeverzekerd
hij, zij, hetverzekert meeverzekerde meeheeft meeverzekerd
wijverzekeren meeverzekerden meehebben meeverzekerd
jullieverzekeren meeverzekerden meehebben meeverzekerd
zij, zeverzekeren meeverzekerden meehebben meeverzekerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Meeverzekeren with some of the pronouns.

  • Ik meeverzeker mijn auto bij deze verzekeraar.
  • Jij meeverzekert je huis tegen brand.
  • Hij/zij meeverzekert zijn/haar sieraden voor diefstal.
  • Wij meeverzekeren onze reisbagage voor verlies.
  • Jullie meeverzekeren de nieuwe smartphone tegen schade.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meeverzekeren with some of the pronouns.

  • Ik meeverzekerde altijd mijn elektronica, maar nu niet meer.
  • Jij meeverzekerde je fiets elke keer als je een nieuwe kocht.
  • Hij/zij meeverzekerde zijn/haar boot tijdens het vaarseizoen.
  • Wij meeverzekerden onze inboedel toen we gingen verhuizen.
  • Jullie meeverzekerden je mobiele telefoons voordat je op vakantie ging.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meeverzekeren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn fiets meeverzekerd toen ik hem kocht.
  • Jij hebt je laptop meeverzekerd voordat je op reis ging.
  • Hij/zij heeft zijn huisdier meeverzekerd na het bezoek aan de dierenarts.
  • Wij hebben onze waardevolle kunstwerken meeverzekerd tegen beschadiging.
  • Jullie hebben de extra verzekering meeverzekerd voor extra dekking.