pintelieren

Conjugations List of Pintelieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpintelierpintelierdeheb gepintelierd
jij, je, upinteliertpintelierdehebt gepintelierd
hij, zij, hetpinteliertpintelierdeheeft gepintelierd
wijpintelierenpintelierdenhebben gepintelierd
julliepintelierenpintelierdenhebben gepintelierd
zij, zepintelierenpintelierdenhebben gepintelierd

Presens

Example presens sentences for Pintelieren with some of the pronouns.

  • Ik pintelier elke avond in mijn favoriete café.
  • Jij pinteliert graag met je vrienden op het terras.
  • Hij pinteliert altijd als hij blij is.
  • Zij pinteliert vaak tijdens feestjes.
  • Wij pinteleren regelmatig na het werk.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Pintelieren with some of the pronouns.

  • Vroeger pintelierde ik altijd met mijn beste vriend.
  • Toen ik jong was, pintelierde ik elke zaterdag in de stad.
  • Hij pintelierde regelmatig tijdens zijn studententijd.
  • Zij pintelierde vaak in deze kroeg toen ze hier woonde.
  • Wij pintelierden vroeger samen op het pleintje.

Perfectum

Example perfectum sentences for Pintelieren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepintelierd op het festival vorige week.
  • Jij hebt al eens gepintelierd in deze bar.
  • Hij heeft gisteravond gepintelierd met zijn collega's.
  • Zij heeft veel gepintelierd tijdens haar vakantie.
  • Wij hebben al meerdere keren gepintelierd in dit restaurant.