plaatsmaken

Conjugations List of Plaatsmaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaak plaatsmaakte plaatsheb plaatsgemaakt
jij, je, umaakt plaatsmaakte plaatshebt plaatsgemaakt
hij, zij, hetmaakt plaatsmaakte plaatsheeft plaatsgemaakt
wijmaken plaatsmaakten plaatshebben plaatsgemaakt
julliemaken plaatsmaakten plaatshebben plaatsgemaakt
zij, zemaken plaatsmaakten plaatshebben plaatsgemaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Plaatsmaken with some of the pronouns.

  • Ik maak plaats voor mijn collega.
  • Jij maakt plaats voor de nieuwe studenten.
  • Hij maakt plaats in de trein voor een oudere dame.
  • Wij maken plaats voor de renovatiewerkzaamheden.
  • Zij maken plaats op het podium voor de volgende act.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Plaatsmaken with some of the pronouns.

  • Ik maakte plaats voor mijn collega.
  • Jij maakte plaats voor de nieuwe studenten.
  • Hij maakte plaats in de trein voor een oudere dame.
  • Wij maakten plaats voor de renovatiewerkzaamheden.
  • Zij maakten plaats op het podium voor de volgende act.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Plaatsmaken with some of the pronouns.

  • Ik heb plaatsgemaakt voor mijn collega.
  • Jij hebt plaatsgemaakt voor de nieuwe studenten.
  • Hij heeft plaatsgemaakt in de trein voor een oudere dame.
  • Wij hebben plaatsgemaakt voor de renovatiewerkzaamheden.
  • Zij hebben plaatsgemaakt op het podium voor de volgende act.