aanplempen

Conjugations List of Aanplempen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplemp aanplempte aanheb aangeplempt
jij, je, uplempt aanplempte aanhebt aangeplempt
hij, zij, hetplempt aanplempte aanheeft aangeplempt
wijplempen aanplempten aanhebben aangeplempt
jullieplempen aanplempten aanhebben aangeplempt
zij, zeplempen aanplempten aanhebben aangeplempt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanplempen with some of the pronouns.

  • Ik plemp aan.
  • Jij plemt aan.
  • Hij/Zij/Het plemt aan.
  • Wij jullie zij plemen aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanplempen with some of the pronouns.

  • Ik plempde aan.
  • Jij plempte aan.
  • Hij/Zij/Het plempte aan.
  • Wij/jullie/zij plemp-ten aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanplempen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangeplemd.
  • Jij hebt aangeplemd.
  • Hij/Zij/Het heeft aangeplemd.
  • Wij/jullie/zij hebben aangeplemd.