afbieden

Conjugations List of Afbieden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbied afbood afheb afgeboden
jij, je, ubiedt afbood afhebt afgeboden
hij, zij, hetbiedt afbood afheeft afgeboden
wijbieden afboden afhebben afgeboden
julliebieden afboden afhebben afgeboden
zij, zebieden afboden afhebben afgeboden

Presens
Beta

Example presens sentences for Afbieden with some of the pronouns.

  • Ik bied af tijdens de lunchpauze.
  • Jij biedt af omdat je ziek bent.
  • Hij/zij biedt af voor de vergadering.
  • Wij bieden af op vrijdagmiddag.
  • Jullie bieden af voor de excursie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afbieden with some of the pronouns.

  • Ik bood af tijdens de lunchpauze.
  • Jij bood af omdat je ziek was.
  • Hij/zij bood af voor de vergadering.
  • Wij boden af op vrijdagmiddag.
  • Jullie boden af voor de excursie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afbieden with some of the pronouns.

  • Ik heb afgeboden tijdens de lunchpauze.
  • Jij hebt afgeboden omdat je ziek was.
  • Hij/zij heeft afgeboden voor de vergadering.
  • Wij hebben afgeboden op vrijdagmiddag.
  • Jullie hebben afgeboden voor de excursie.