potloden

Conjugations List of Potloden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpotloodpotlooddeheb gepotlood
jij, je, upotloodtpotlooddehebt gepotlood
hij, zij, hetpotloodtpotlooddeheeft gepotlood
wijpotlodenpotlooddenhebben gepotlood
julliepotlodenpotlooddenhebben gepotlood
zij, zepotlodenpotlooddenhebben gepotlood

Presens
Beta

Example presens sentences for Potloden with some of the pronouns.

  • Ik gebruik potloden om te tekenen.
  • De kinderen hebben potloden in hun etui.
  • Mijn broer tekent altijd met potloden.
  • Potloden zijn handig voor het maken van schetsen.
  • Wij kopen nieuwe potloden voor de klas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Potloden with some of the pronouns.

  • Vroeger gebruikte ik potloden om te kleuren.
  • Toen ik jong was, had ik altijd potloden bij me.
  • Het regende gisteren, dus ik tekende met potloden binnen.
  • In mijn jeugd tekenden we vaak samen met potloden.
  • Tijdens de les maakte ik aantekeningen met potloden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Potloden with some of the pronouns.

  • Ik heb potloden gekocht voor mijn kunstproject.
  • De studenten hebben potloden geslepen voor de toets.
  • Hij heeft potloden gebruikt tijdens de presentatie.
  • We hebben potloden uitgedeeld aan alle leerlingen.
  • Jullie hebben potloden gezocht in de winkel.